Historie van de Statuut
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een andere kijk op het Koninkrijk en het kolonialisme zoals dat tot 1939 had gefunctioneerd. Suriname en het 'Gebiedsdeel Curaçao' (vanaf 1948 officieel 'de Nederlands Antillen') waren in die tijd de enige stukjes onbezet 'Nederland'. Bijzonder was dat meer dan de helft van de geallieerde vliegtuigbrandstof uit de raffinaderijen van Curaçao en Aruba kwam. Koningin Wilhelmina kondigde via Radio Oranje in 1942 al meer zelfstandigheid aan voor de overzeese delen. Voor Nederlands-Indië bleek dat niet genoeg. In 1945 werd eenzijdig de onafhankelijkheid uitgeroepen. In 1949 werd uiteindelijk door Nederland de soevereiniteit overgedragen aan de Republiek Indonesië. | |
1948 |
In 1948 waren intussen de onderhandelingen begonnen met Suriname en de Nederlandse Antillen. Het 'Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden', ofwel kortweg het Statuut, was in 1954 voltooid. |
1954 |
Dit Statuut kondigde Koningin Juliana op 15 december 1954 in de Ridderzaal plechtig af. De verjaardag van het Koninkrijk wordt daarom elk jaar op 15 december op Koninkrijksdag gevierd. In het statuut was het uitgangspunt de gelijkwaardigheid van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen (Nederlands Nieuw-Guinea niet). De gebieden Nederlands Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen kregen in grote mate een eigen bestuur wat lokale zaken betrof. De gezamenlijke aangelegenheden van het Koninkrijk werden in gezamenlijk overleg beslist. Dit statuut bleef bestaan, ook na de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. |
1975 |
De eerste aanpassing aan het statuut kwam in 1975. Het kabinet-Den Uyl was aan de macht en besloten werd dat "het eigenlijk niet meer kon om nog kolonies te hebben". Met ingang van 1975 werden Nederland en de Nederlandse Antillen afzonderlijke landen binnen het koninkrijk. Nieuw-Guinea was al weg, Suriname werd geheel onafhankelijk (met een afkoopsom van 3,5 miljard gulden). Ieder land behield een gouverneur ter vertegenwoordiging van de Koning (behalve Nederland, want daar zetelde de Koning zelf). Ieder land kreeg een geheel eigen regering en alle landen behalve Nederland stuurden een gevolgmachtigde minister naar Nederland als vertegenwoordiger van de eigen regering voor overleg aangaande de zaken van het Koninkrijk (wijzigingen aan het Statuut, aan de Grondwet voor zover het de zaken van het Koninkrijk aanging en de rijkswetten). |
1985 |
De volgende aanpassingen kwamen kort na elkaar in 1985. Aruba wilde zijn vleugels spreiden en het nest verlaten. Als overgangsregeling kreeg Aruba een "Status aparte" -- het werd een apart land binnen het Koninkrijk (zodat het statuut weer voor drie landen gold) en in de tekst van het nieuwe statuut was opgenomen dat dit was ter voorbereiding van een onafhankelijk Aruba. |
1994 |
In 1994 en 1998 volgden de laatste aanpassingen. Naast enige zaken van technische aard was de opmerkelijkste aanpassing het verdwijnen van de tekst over de uiteindelijke onafhankelijkheid van Aruba. |
2001 |
In 2001/2002 in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2002, was het Statuut weer prominent in het nieuws. Aankomend politicus PIM Fortuyn had het toen over "illegaal in Nederland aanwezige Antillianen" (wat niet het geval was; Antillianen zijn statutair Nederlanders en mogen dus te allen tijde in Nederland zijn) en over het "veranderen van de status van Aruba in een gemeente van Nederland" (wat Nederland niet eigenhandig kan; aanpassing van het statuut vereist instemming van alle landen). |
2010 |
Op 10 oktober 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven. De Nederlandse Antillen bestond, na de Status Aparte van Aruba per 1 januari 1986,uit de eilanden Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius. Met ingang van 10 oktober 2010, werden Curaçao en Sint Maarten ook autonome landen binnen het Koninkrijk terwijl Bonaire, Saba en Sint Eustatius (BES-eilanden) werden een speciale gemeente van Nederland. |
Bron: wikipedia.nl