De uitvoering van het beleid en de begroting vindt zijn weerslag in de jaarrekening van het Land. Iedere minister stelt na afloop van een dienstjaar een exploitatie-overzicht over dat dienstjaar samen en zendt het overzicht, vergezeld van een toelichting, vóór 1 april van het daaropvolgende dienstjaar aan de minister van Financiën.

Minister van Financiën stelt jaarlijks de jaarrekening van het Land over het afgelopen dienstjaar samen en zendt deze vóór 1 juni aan de Algemene Rekenkamer (AR). Dit onderdeel is ook voorgeschreven in hoofdstuk VIII van de Comptabiliteitsverordening 1989. De Algemene Rekenkamer stelt rapporten met een beoordeling van de jaarrekening op.

De jaarrekening van het Land bestaat in ieder geval uit:

  1. een balans;
  2. een exploitatierekening;
  3. een staat van investeringen;
  4. een staat van herkomst en besteding der middelen;
  5. een exploitatie-overzicht per ministerie;
  6. een toelichting op de onderdelen a tot en met c.

Uiterlijk 1 september van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening van het Land betrekking heeft, wordt het ontwerp voor een landsverordening tot vaststelling van het saldo van de exploitatierekening aangeboden aan de Staten. De memorie van toelichting op het ontwerp landsverordening tot slot van de exploitatierekening wordt vergezeld van de jaarrekening van het Land en het rapport van de AR. De verantwoording over de vermogenspositie van het Land Aruba over enig dienstjaar vindt aldus plaats aan de hand van de jaarrekening. Hieruit blijkt dat de financiële verantwoording niet per ministerie maar overheidsbreed geschiedt.

De Staten dient de aan hen tezamen met het Rekenkamerrapport aangeboden jaarrekening vast te stellen en de verantwoordelijke ministers décharge te verlenen. Zo hoort de regering verantwoording af te leggen.