Historie van het Koninkrijk en Aruba

1813Toen Napoleon, eind 1813, werd verslagen vond er door de overwinnaars een staatkundige herinrichting van Europa plaats en herkreeg Nederland, dat deel uitmaakte van het Franse Kiezerrijk, zijn vrijheid. Na de proclamatie van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden op 20 november 1813 werd de toenmalige Prins van Oranje, Willem Frederik van Oranje-Nassau in Amsterdam als soevereine vorst ingehuldigd en aanvaardde hij de soevereiniteit van dit vorstendom onder waarborg van een constitutie.
1815In maart 1815 nam deze vorst de titel Koning der Nederlanden aan. Daarmee was het Koninkrijk der Nederlanden een feit.

Het Koninkrijk der Nederlanden bezat koloniën in andere werelddelen. Dit waren Nederlands-Indië, Suriname, de kolonie Curaçao en Onderhorigheden, en kleine gebieden in West-Afrika.

Na de Tweede Wereldoorlog raakte het dekolonisatieproces in een stroomversnelling. Onder druk van de Verenigde Naties (VN) en de Verenigde Staten (VS) moest Nederland toestaan dat Indonesië een zelfstandige staat werd. Alleen Nederlands-Nieuw-Guinea bleef nog onder Nederlands bestuur staan.

In de Nederlandse Antillen (de latere naam van Curaçao en Onderhorigheden) en Suriname bleek het wel mogelijk om via gemeenschappelijk overleg te komen tot een nieuwe constructie van het Koninkrijk, waarin zelfstandigheid en de gelijkwaardigheid van deze overzeese gebiedsdelen ten opzichte van Nederland verzekerd waren.

1954

In 1954 werd de koloniale relatie tussen Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen en Nieuw-Guinea beëindigd door de totstandkoming van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Suriname en de Nederlandse Antillen kregen beiden de status van land en daarmee o.a. autonomie op het gebied van binnenlands bestuur.

1962In 1962 kwam Nieuw-Guinea onder het bewind van de Verenigde Naties (VN), om in 1963 onder bestuur van Indonesië te komen.
1975In 1975 trad Suriname uit het Koninkrijk en werd een onafhankelijke republiek.
1986In 1986 kreeg Aruba, tot dan toe onderdeel van de Nederlandse Antillen, de Status aparte en werd daarmee een zelfstandig land binnen het Koninkrijk. Het Koninkrijk der Nederlanden bestond tussen 1986 en 2010 uit drie landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.
2010Op 10 oktober 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven en gingen ook Curaçao en Sint Maarten als autonome landen binnen het Koninkrijk verder. Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de BES-eilanden, kregen de status van openbaar lichaam binnen het land Nederland.

Externe link(s): www.200jaarkoninkrijk.nl

Historie van Aruba

1526
De naam Aruba is waarschijnlijk afkomstig uit de Arawak taal die tegenwoordig volledig is uitgestorven. De naam Aruba kwam het eerst voor in een historisch document uit 1526. Het is nooit duidelijk geworden of het eiland haar naam heeft te danken aan haar inwoners of andersom.
 
De eerste bewoners van Aruba waren de Caquetios indianen van de Arawak volksstam.
1499
In 1499 landde de eerste Europeaan op de Arubaanse stranden, de Spaanse ontdekkingsreiziger Alonso de Ojeda.
1515Rond 1515 werden de indianen door de Spanjaarden naar de Dominicaanse Republiek gedeporteerd, waar ze als slaven in de kopermijnen en plantages moesten werken. Van het vasteland kwamen Indianen naar Aruba. In 1526 zou Juan d’Ampues, een Spaanse bestuurder, begonnen zijn met de herbevolking van Aruba
1636In 1636, tijdens het hoogtepunt in de Tachtigjarige Oorlog tussen Nederland en Spanje, hebben de Nederlanders Aruba veroverd door Johannes van Walbeeck voor de West Indische Compagnie. Bij de komst van de Hollanders verlieten de meeste Indianen het eiland en trokken naar het vaste land. De West Indische Compagnie bestemde Aruba tot veeplantage voor voedselvoorziening van Curaçao. De bevolking bestond tijdens de tweede helft van de 17 de eeuw en de 18 de eeuw merendeels uit indianen.
De lokale vertegenwoordiger van de West Indische Compagnie was de commandeur. Het overkoepelende gezag werd uitgeoefend door een Directeur die benoemd werd door de Heren XIX (bestuurders van de W.I.C.) onder goedkeuring van de Staten-Generaal. De Directeur was ondergeschikt aan het gezag van de “hoge regering” een college van bestuurders van de West Indische Compagnie kolonie in Brazilie.
1804In de periode van 1804-1806 werd Aruba afwisselend bezet door Nederland, Engeland, Frankrijk en de Venezolaanse generaal Francisco de Miranda. In 1805, tijdens de Napoleontische Oorlogen, kregen de Engelsen even de macht over het eiland.
1816In 1816 werd Aruba teruggeven aan de Nederlanders. Nadat de Engelsen in 1816 Aruba teruggaven aan Nederland viel het opperbestuur toe aan de koning. De Boven- en Benedenwinden vormden twee aparte koloniën.
1828In 1828 werden ze met Suriname samengevoegd en vanuit Paramaribo bestuurd. Twintig jaar later, in 1848 werd een nieuwe grondwet van kracht en de macht van de burgers vergroot.
1865Een nieuw reglement voor Curaçao en de vijf onderhorige eilanden werd in 1865 van kracht. De hoogste gezaghebber ter plaatse werd de gouverneur op Curaçao. In tegenstelling tot Suriname kregen de Antillen geen gekozen volksvertegenwoordiging op koloniaal niveau.

Op Aruba was voortaan het lokale bestuur in handen van een gezaghebber. Hij werd bijgestaan door twee landraden. De landraden werden door de stemgerechtigde ingezetenen voor vier jaar gekozen. De gezaghebber en de twee landraden werden de “Raad van Politie” genoemd. Zij voerden het dagelijkse bestuur over Aruba en waren verantwoording aan het gezag op Curaçao verschuldigd.
Deze staatkundige constructie zou in werking blijven tot 1936 toen de “Staten van Curaçao” opgericht werden en op Aruba de eerste schermutselingen rond de positie van het eiland binnen het Koninkrijk aan de gang waren.
1933De taakverdeling tussen de koloniale overheid en de eilanden was niet concreet geregeld. Op Aruba bestond hieraan een duidelijke behoefte. Reeds in 1933 was de eerste roep om decentralisatie hoorbaar geweest, toen de Raad van Politie van Aruba de Kroon verzocht de kolonie te reorganiseren met een grotere autonomie voor de eilanden.
1936Het Staatsreglement van 1936 en het Kiesreglement van 1937 kunnen gezien worden als het (negatief) Nederlandse antwoord op het verzoek van de Raad van Politie. Na de invoering van de Staatsreglement van 1936 bepaalde het Kiesreglement van 1937 dat zes van de tien Statenleden door Curaçao afgevaardigd werden, twee door Aruba, één door Bonaire en één door de drie Bovenwindse eilanden.
1942
Op 6 december 1942 hield koningin Wilhelmina een historische rede, waarin zij de overzeese gebiedsdelen na afloop van de Tweede Wereldoorlog een grotere autonomie in het vooruitzicht stelde. Nog tijdens de oorlog begon de Commissie Oppenheim aan de inventarisatie van de staatkundige wensen van de Antilliaanse bevolking. De commissie kwam tot de conclusie dat Aruba’s wensen voor een grotere zelfstandigheid beslist niet ongegrond waren en stelde voor om de eilandelijke autonomie en de eilandelijke bevoegdheden in de toekomst te vergroten.
1947Op 30 juli 1947 richten 95 prominente Arubanen zich via de Raad van Politie tot de Staten met het verzoek aan de Kroon door te geven dat zij in de toekomst, onafhankelijk van Curaçao een eigen status binnen het Koninkrijk wensten. Een op Aruba ingestelde afscheidingscommissie moest deze status verder uitwerken, waarbij zij officieel de staatkundige wensen van de bevolking behoorde te verwoorden. Tegen de bevindingen van de Commissie Oppenheim waren zoveel weerstand dat het ontwerp staatsregeling ingetrokken werd.
1948In 1948 werd de Commissie Aruba/Curaçao onder voorzitterschap van van Poelje ingesteld. De commissie had tot taak zich uit te spreken over de mate waarin Aruba in de nieuwe rechtsorde een afzonderlijke positie verleend kon worden. Doordat Aruba akkoord ging met de grondwetwijziging van 1948 en met de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie van 1948 was een afscheiding van Curaçao grondwettelijk onmogelijk geworden. De Antillen van 6 eilanden waren één geworden en ondeelbaar verklaard.
1949In verband met de Indonesische onafhankelijkheid was het niet mogelijk om verder te werken aan de toekomstige betrekkingen tussen Nederland en de gebiedsdelen in de west. In 1949 werd besloten om een Interimregeling in te voeren. Bij het opstellen van de Interimregeling heeft Nederland beloofd rekening te zullen houden met de ideeën uit het rapport van de Commissie van Poelje. In de Interimregeling werd opgenomen dat het aantal zetels uitgebreid wordt tot 22 zetels. De zetelverdeling werd 12 voor Curaçao, 8 voor Aruba, 1 voor Bonaire en 1 voor de Bovenwindse Eilanden. De afbakening van de bevoegdheden van de eilanden en het land werd niet aangegeven in de Interimregeling.
1951De eilandelijke bevoegdheden werd in 1951 in de Eilanden Regeling Nederlandse Antillen geregeld. De autonomie van de vier eilandgebieden Aruba, Curaçao, Bonaire en de Bovenwindse Eilanden had het Nederlandse gemeentemodel. De beslissingsbevoegdheden van het eilandgebied Aruba zijn beperkt. De Staten blijven de politieke speelruimte van Aruba bepalen.
1954Ter voorbereiding voor de invoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden werden de Ronde Tafel Conferenties gehouden. In 1954 is het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden tot stand gekomen. Bij het opstellen van de Staatsreglement van de Nederlandse Antillen, die de staatsinrichting van het land bepaalde, werden de hoofdbeginselen van de Eilanden Regeling Nederlandse Antillen opnieuw bekrachtigd.
Door de totstandkoming van het Statuut bestond het Koninkrijk der Nederlanden uit drie landen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, met aan het hoofd de Koningin. Het hoogste bestuurlijke orgaan werd de Koninkrijksregering, die bestond uit de voltallige Nederlandse ministerraad, de gevolmachtigde minister van Suriname en de gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen. De overzeese landen van het koninkrijk verkregen zelfbestuur. Een aantal zaken en gemeenschappelijke belangen werden door de Koninkrijksregering behandeld, zoals de handhaving van de onafhankelijkheid, de verdediging van het Koninkrijk, de buitenlandse betrekkingen, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur.

Het Land de Nederlandse Antillen bestond voortaan uit de vier eilandgebieden Aruba, Curaçao, Bonaire en de Bovenwindse Eilanden. De gouverneur werd de hoogste gezagsdrager die op voordracht van de volksvertegenwoordiging door de Kroon voor een periode van zes jaar benoemd werd. De volksvertegenwoordiging, de Staten van de Nederlandse Antillen, telde 22 zetels, waarvan twaalf voor Curaçao, acht voor Aruba, één voor Bonaire en één voor de gezamenlijke Bovenwindse Eilanden.
De volksvertegenwoordiging van de Nederlandse Antillen is een éénkamerstelsel. Door de bevolking van de Eilandgebieden worden de afgevaardigden van de Staten voor vier jaar gekozen.

De Eilandgebieden van de Nederlandse Antillen kregen een gekozen Eilandsraad. Op Aruba bestond deze uit 21 leden die door de bevolking voor 4 jaar werden gekozen. De Eilandsraad werd voorgezeten door de gezaghebber. De gezaghebber werd door de Kroon benoemd. Door de Eilandsraad werd een bestuurscollege benoemd dat tenminste uit twee en maximaal zes gedeputeerden bestond. Het Bestuurscollege werd eveneens door de gezaghebber voorgezeten. De gedeputeerden waren belast met het dagelijkse bestuur van Aruba.

1986

Tot 1986 bepaalden de Eilanden Regeling Nederlandse Antillen, het Statuut en het Staatsreglement het staats- en volkenrechtelijke kader waarin Aruba participeerde.
Nadat Suriname in 1975 onafhankelijk werd, bestond het Koninkrijk der Nederlanden uit twee afzonderlijke landen, Nederland en de Nederlandse Antillen. In 1983 werd op de Ronde Tafel Conferentie van 1983 het zelfbeschikkingsrecht van alle eilanden erkend.

Op 1 januari 1986 kreeg Aruba de ‘status aparte’ binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk bestaat weer uit drie landen, namelijk Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen. Aruba trad in dat jaar uit het Antilliaanse staatsverband, waardoor Aruba het derde land binnen het Koninkrijk werd.

Met de verkregen status aparte heeft Aruba een eigen volksvertegenwoordiging, de Staten van Aruba en een eigen gouverneur. De staten worden voorgezeten door de Statenvoorzitter. De regering van Aruba wordt gevormd door de ministers en de gouverneur.

1990

In 1990 liet de minister van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, Hirsch Ballin in zijn “Schets voor een Gemenebestconstructie” weten dat Aruba niet meer onafhankelijk zou hoeven te worden in 1996.

Na de Status Aparte van Aruba werd in de Nederlandse Antillen koortsachtig gezocht naar een nieuw staatkundig verband. Sindsdien is er veel gediscussieerd over hoe het Koninkrijk verder moest.

2004Vanaf 2004 zijn de politieke perspectieven opnieuw gewijzigd. De eilanden willen los van elkaar en hielden in 2004 en 2005 referenda. Curaçao en Sint Maarten opteerden voor de status aparte. Bonaire en Saba wensten directe banden met Nederland. Sint Eustatius wenste de Antillen van de vijf te behouden maar opteerde uiteindelijk ook voor directe banden met Nederland.
2006Op 2 november 2006 werd in de Slotverklaring tussen Nederland en de Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten ondertekend. In de overeenkomst is opgenomen dat Nederland 80 procent van de Antilliaanse staatsschuld overneemt (ongeveer 2,4 miljard euro). De eilanden van de Nederlandse Antillen kunnen daarna elk voor zich een nieuwe relatie met Nederland aangaan. De eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden een bijzondere gemeente van Nederland. Sint Maarten en Curaçao willen een relatie als autonoom eiland met Nederland. Met de afwijzing door de Eilandsraad van Curaçao heeft dit proces van staatkundige vernieuwing aanzienlijke vertraging opgelopen. In het akkoord is opgenomen dat Den Haag invloed houdt op financieel en justitieel gebied in Sint Maarten en Curaçao. Dit bleek voor de Curaçaose politici onaanvaardbaar.
2010Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 opgeheven
Het Antilliaanse staatsverband is per 10 oktober 2010 opgeheven.
Nadat Aruba op 1 januari 1986 haar eigen Status Aparte kreeg en uit het Antilliaanse staatsverband vertrok, vormden de eilandgebieden van Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba samen het land de Nederlandse Antillen.
Curaçao en Sint Maarten gaan  verder als zelfstandige landen binnen het Nederlandse koninkrijk, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als ‘openbare lichamen’, bijzondere gemeentes, opgenomen worden bij Nederland.
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat nu uit vier landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland.

De heer Gerrit F. Schotte is de eerste minister-president van het Land Curaçao en de eerste minister-president van het Land Sint-Maarten is mw. Sarah Wescott-Williams.
De eerste gouverneur van het Land Curaçao is de heer mr. Frits M. de los Santos Goedgedrag en de eerste gouverneur van het Land Sint Maarten is de heer drs. Eugène B. Holiday.
Curaçao en Sint Maarten hebben nu ook hun eigen volksvertegenwoordiging, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

Voor de drie eilanden (openbare lichamen) Bonaire, Sint Eustatius en Saba die qua wet- en regelgeving veel op Nederlandse gemeenten lijken is.de eerste gezaghebber van Bonaire mr. dr. Glenn A.E. Thodé, de eerste Lt. Governor van Sint-Eustatius is mr. Gerald Berkel en de eerste Lt. Governor van Saba is de heer Jonathan Johnson.

Externe link(s): www.historiadiaruba.aw

Bron: wikipedia.nl